De levenscyclus van de honingbij.
De complete biologie van de honingbij is erop gericht materie en energie aan het milieu te onttrekken en die zo te organiseren dat daar dochterkolonies uit voortkomen door middel van het vormen van zwermen.
De bijenkolonie verplaatst zich als één geheel, voedt zich als één geheel en vermenigvuldigt zich alsof ze bestaan uit één geheel. Zonder haar nestgenoten kan geen enkele bij lange tijd overleven; het is de kolonie die zich voortplant, niet de afzonderlijke bij.
Het zijn de dochters (werksters) van de koningin die de dienst uitmaken in de kolonie. Ze bouwen de raten, verzorgen het broed, houden de bijenkast schoon, verzorgen de koningin en de darren, bewaken de kast en verzamelen voedsel evenals water en propolis ten behoeve van het overleven van het volk. Het zijn ook de werksters in het volk die bepalen wanneer er darren, werksters of nieuwe koninginnen geboren moeten worden. Hierdoor wordt eigenlijk een "eeuwige" kolonie gevormd die door de vernieuwing van zijn inwoners steeds weer zorgt voor nieuwe kolonies.
De overlevingskans van een bijenkolonie wordt mede veiliggesteld door het feit dat elke werkster kan wisselen van werkzaamheden in de kast indien dit door omstandigheden noodzakelijk is. Zo kan een haalbij weer een voedsterbij worden indien er gebrek bestaat aan voedsterbijen of een wachtbij weer een huisbij die raten reinigt en/of weer opbouwt. (Een werkster kan nooit de taak van de koningin overnemen gewoon door het feit dat een werkster niet bevrucht is door een dar en tevens onderontwikkelde voortplantingsorganen heeft). Dit verhoogt de flexibiliteit in een bijenkolonie en zorgt voor de mogelijkheid dat de kolonie zich kan aanpassen aan wisselende omstandigheden wat de continuïteit van de kolonie garandeert. Dit verhoogt tevens hun slagingskans op voortplanting, wat tenslotte hun hele opzet is.
Honingbijen ondergaan in de loop van hun leven een volledige gedaanteverwisseling. De makkelijk te onderscheiden stadia daarbij zijn het ei, een aantal larvale stadia, de pop en tenslotte de volwassen bij.
De ontwikkelingsstadia:
De ontwikkelingsstadia grafiek:
Koningin Werkster Dar
* eistadium 3 dagen 3 dagen 3 dagen
* larvenstadium 6 dagen 6 dagen 6 dagen
* popstadium 7 dagen 12 dagen 15 dagen
* volgroeide bij na 16 dagen 21 dagen 24 dagen
Een koningin kan 5 tot 7 jaar leven.
Een werkster leeft in de zomerperiode zo'n 6 tot 8 weken. In de winterperiode leeft zij zo'n 6 tot 8 maanden.
Een dar, die alleen geboren worden in de zomerperiode, leeft zo'n 6 tot 8 weken.
De zomerperiode voor de bij begint vanaf april en duurt tot eind september, afhankelijk ook van de nog aanwezige dracht die er te vinden is.
Een bijenkolonie bestaat in de zomerperiode uit: 1 koningin, 40.000 - 50.000 werksters en zo'n 500-4000 darren.
In de winterperiode is de samenstelling geheel anders, namelijk 1 koningin, zo'n 10.000 - 20.000 werksters en géén darren (een uitzondering daargelaten).
De ontwikkeling van ei naar volwassen honingbij:
Voordat er een ei gelegd wordt door de koningin in een cel, wordt deze cel eerst grondig gereinigd door een werksterbij. De koningin meet met haar voorpoten hoe groot de cel is waar het ei in gelegd moet worden en kan zo bepalen of zij een bevrucht of onbevrucht ei moet leggen. Een werkstercel is 5,2 tot 5,4 millimeter groot, die van een dar 6,2 tot 6,4 millimeter. In dit ei vindt de drie dagen durende embryonale ontwikkelingsfase plaats waarvan ter afronding een kleine larve uit het ei komt. Deze larve wordt door de werksters gevoed met koninginnegelei. Binnen 5 dagen neemt het gewicht van de larve toe met een factor 1000 (!). Naar de mens omgerekend zou dit betekenen dat een baby in 5 dagen na geboorte wel 3,5 ton zou wegen.
Jonge larven voeden zich uitsluitend met koninginnegelei, wanneer zij ongeveer in de 4e dag van het larvale stadium zitten worden zij gevoed met koninginnegelei gemengd met stuifmeel en honing. In de laatste dagen van hun larvale ontwikkeling krijgen zij enkel nog honing gemengd met stuifmeel als voedsel. Enkel een larve die voorbestemd is om koningin te worden krijgt haar gehele larvale stadium koninginnegelei als voeding. Deze koninginnegelei geeft de larve een immuniteit tegen allerlei bacteriële infecties.
De larve richt zich op in zijn cel aan het eind van zijn larvale leven en spint zich geheel met een zelf afgescheiden draad in. Het is in dit stadium dat ook de varroamijt zich voegt in de cel van de larve en zich onder de larve nestelt om zich later te goed te doen aan diens 'bloed' om vervolgens haar eieren te leggen.
De werksters sluiten de larvecel vervolgens af met een wasdekseltje. Dit dekseltje laat lucht en geurstoffen in beide richtingen door.
Wanneer de larve zijn eindstadium bereikt heeft en zich in de gesloten cel ontwikkeld heeft tot volwassen bij, knaagt zij het dekseltje van haar cel open en mengt zich meteen tussen de andere werksters in het volk.
De werkverdeling onder de bijen:
De eerste twee dagen van haar volwassen bestaan begint de (jonge volwassen) werkster met het reinigen en poetsen van de cellen. Ongeveer vanaf de derde dag van haar bestaan mag zij de oudere larven voeren met een mengeling van stuifmeel en honing. Zodra haar voedersapklieren, welke zich in haar kop en kaken bevinden, ontwikkeld zijn -waarvoor zij overigens veel stuifmeel tot zich moet nemen- kan zij ook de jongere larven gaan voeren. Dan is zij alweer zo'n 6 tot 12 dagen oud wanneer ze de verzamelde nectar aanneemt die de haalbijen meegenomen hebben van hun vlucht. Deze nectar verwerkt de jonge werkster vervolgens door zelf enzymen aan de nectar toe te voegen en het vocht eruit te verwijderen totdat tenslotte honing overblijft. Deze ontstane honing slaat zij op in de daarvoor bestemde cellen in de raten.
Gedurende die dagen verricht zij al haar eerste buitenvluchten rond de bijenkast, waarschijnlijk om zich te ontdoen van haar afvalstoffen (faeces), maar ook om de omgeving rond de kast in zich op te nemen.
Vervolgens begint zij, ongeveer vanaf de 13e dag van haar jonge leven, aan het waszweten en komen er witte wasplaatjes tevoorschijn uit de drie achterste segmenten van haar lichaam aan de buikzijde. Ze start met de bouw van raten en verwijdert rest afvallen uit de bijenkast.
Na deze periode krijgt zij vanaf haar 17e levensdag de taak als wachtbij en verdrijft ongewenste gasten en zelfs bijen van een ander volk.
Als laatste fase in haar leven wordt zij vanaf de 21e dag een haalbij en gaat op weg om nectar, water, propolis of stuifmeel te halen. Dit verricht zij totdat zij sneuvelt in het veld of totdat haar vleugels helemaal opgebruikt zijn en zij niet meer vliegen kan.
De werksters die geboren worden in de zomerperiode worden zo'n 6 tot 8 weken oud. Diegenen die in september geboren worden en de winterperiode overbruggen leven zo'n 6 tot 8 maanden.
Een werksterbij heeft onderontwikkelde voortplantingsorganen. Zij kan geen bevruchte eieren voortbrengen. Mocht zij toch door omstandigheden eieren gaan leggen komen hier enkel darren uit voort.
De werkster heeft een angel met weerhaken. Mocht zij een mens (of ander zoogdier) met haar angel steken zal zij deze verliezen samen met een deel van haar achterlijf waardoor zij komt te overlijden.
Een koningin dient, nogal oneerbiedig uitgedrukt, alleen als eierenlegster. Ze kan in de zomerperiode tot zo'n 2000 eieren per dag leggen. Of dit een bevrucht of onbevrucht ei wordt (en dus een werkster/ nieuwe koningin of dar) bepaald de koningin aan de grootte van de lege cel, die zij opmeet met haar voorpoten voordat het ei in de cel gelegd wordt.
De koningin heeft in tegenstelling tot de werksters in een volk volledig ontwikkelde voortplantingsorganen. Zij is de enige die dan ook nieuwe koninginnen of werksters kan voortbrengen. De werksters kunnen wel eieren leggen, echter doordat een werkster niet bevrucht is door een dar en haar voortplantingsorganen onderontwikkeld zijn, kan zij alleen maar onbevruchte eieren leggen waar alleen darren uit voortkomen. Mocht een koningin onverhoopt komen te overlijden door welke omstandigheid dan ook en er geen jonge larven meer aanwezig zijn in het volk die opgevoed kunnen worden als koningin, is een volk ten dode opgeschreven. Hier grijpt de imker in.
De koningin beschikt over een gladde angel zonder weerhaken. Die gebruikt zij in een gevecht met een andere koningin. Wanneer zij bevrucht wordt tijdens haar bruidsvlucht door verschillende darren en terugkomt in de kast groeit haar achterlijf. Hierdoor kan zij niet meer gebruik maken van haar angel.
Zij wordt gevoed en schoongehouden door de werksters om haar heen, ook wel de hofhouding genoemd. Een koningin kan 5 tot 7 jaar worden, naarmate zij ouder wordt neemt haar legcapaciteit ook af.
De koningin kent een korter ontwikkelingsstadium dan de werksterbijen of de darren. Niet helemaal duidelijk is waarom dit het geval is. Men vermoedt dat het te maken heeft met de onderlinge concurrentiestrijd tussen de nieuw te geboren worden koninginnen. Hierbij treedt letterlijk de "survival of the fittest" op.
De eerste uitgekomen nieuwe koningin zwermt meteen met een deel van het volk en verlaat de kast. Mochten er nieuwe koninginnen tegelijkertijd uit hun cel komen ontstaat er vaak een gevecht tussen hen beide en steekt de ene koningin de andere dood. Soms, als de oude koningin niet meer voldoet in haar taak als 'eierlegster' wordt zij vervangen door een nieuwe koningin. Het kan voorkomen dat dan de oude en nieuwe koningin tegelijkertijd naast elkaar in de kast leven.
De dar komt voort uit een onbevrucht ei. Darren leven enkel gedurende de zomermaanden en dienen ter bevruchting van een (nieuwe) koningin. Als een dar een koningin bevrucht heeft sterft hij kort daarna. Hij wordt gevoed door de werksters en kan in elke willekeurige kast naar binnen gaan zonder weggejaagd of doodgestoken te worden. Eind augustus, wanneer het zomerseizoen zo goed als voorbij is, zijn de darren niet meer welkom in de kast en worden zij uit de kast gejaagd door de werksters.
Een dar heeft in tegenstelling tot de werksters en koningin geen angel.
Eén keer in de zoveel tijd in de zomer zoeken de darren een verzamelplaats in de lucht waar zij de nieuwe koninginnen opwachten die zij bevruchten kunnen (en zo hun DNA veiligstellen). De darren hebben grotere ogen dan de werksterbijen en de koninginnen. Dit is waarschijnlijk om een koningin die zich in de lucht voortbeweegt sneller te kunnen traceren dan zijn concurrenten (natuurlijk gebruikt hij daar ook andere zintuigen voor zoals zijn geurorgaan die zich in zijn antennes bevindt).